Nederlandse gynaecologen beginnen met een groot, internationaal onderzoek naar de daadwerkelijke gezondheidswinst van weeënremmers. Zwangere vrouwen die te vroeg dreigen te bevallen, krijgen nu medicijnen om tijd te winnen. Daarbij is het devies: hoe langer de ongeboren baby in de buik van de moeder blijft, hoe beter. Dat klinkt logisch, maar opmerkelijk genoeg blijkt er helemaal geen bewijs voor te bestaan.
Door: Ellen de Visser
Vroeggeboortes zijn een groot probleem in de gezondheidszorg, zegt Martijn Oudijk, gynaecoloog in het AMC. Van alle sterfgevallen bij pasgeborenen is 50 tot 70 procent te wijten aan een te vroege geboorte. Hoe eerder een kind ter wereld komt, hoe groter de kans op ernstige aandoeningen. De kosten van ic-opnames zijn hoog (ruim tweeduizend euro per dag) en de impact op ouders is groot.
Deur op slot
Vandaar dat vrouwen bij wie de bevalling te vroeg op gang komt twee dagen lang medicijnen krijgen om de weeën te remmen. Meestal lukt het de zwangerschap enigszins te rekken, maar het daadwerkelijke doel van die remmers moet natuurlijk zijn pasgeborenen een betere start te geven, benadrukt Oudijk. Of die kansen inderdaad verbeteren, is nooit goed ondergezocht. Sterker: artsen weten niet eens zeker of de medicijnen onschadelijk zijn voor baby’s.
‘Als een lichaam een bevalling in gang zet, dan is daar een reden voor’, zegt Oudijk. ‘Bij bijna de helft van de hele vroege geboortes is sprake van een infectie in de baarmoeder. Stel dat een kind in een vijandige omgeving zit en wij houden met die remmers de deur op slot, dan is het kind wellicht helemaal niet beter af.
‘Ik wil niet de boodschap afgeven dat het gebruik van die medicijnen slecht is, we weten het gewoon niet.’
– Martijn Oudijk, gynaecoloog in het AMC
‘Bij de helft van de vrouwen bij wie we de weeën remmen, zijn bovendien de vliezen al gebroken. Dan is de natuurlijke barrière verdwenen. Wat is daarvan het effect? Ik wil niet de boodschap afgeven dat het gebruik van die medicijnen slecht is, we weten het gewoon niet. Daar moeten we eerlijk in zijn.’
Uitzonderlijk is dat gebrek aan kennis niet. Een paar jaar geleden bleek uit een groot onderzoek dat voor de helft van alle medische behandelingen onvoldoende wetenschappelijk bewijs bestaat. Ze zijn vaak gestoeld op gezond verstand, intuïtie en risicoreductie. Daarom zijn artsen nu wereldwijd bezig om van honderden behandelingen de bewijsvoering te onderzoeken.
Lastige boodschap
Een Nederlands consortium, waarin ruim zeventig ziekenhuizen zijn verenigd, houdt zich al een paar jaar bezig met onderzoek rond vroeggeboortes, en gaat nu het effect van weeënremmers onder de loep nemen. Onderzoeksfinancier ZonMw heeft er 1,5 miljoen euro voor beschikbaar gesteld. Onderzoeksleiders Martijn Oudijk en Marjolein Kok hebben de samenwerking gezocht met buitenlandse ziekenhuizen.
Daar is een reden voor: om voldoende bewijskracht te verzamelen zijn 1500 vrouwen nodig, van wie de helft een placebo zal krijgen. Dat kan weleens een flinke klus worden, vermoedt Oudijk: ‘Het heeft tijd gekost om onze collega’s te overtuigen, want we rammelen immers aan een al jaren bestaande praktijk. Maar nu is de vraag: kunnen we de zwangere vrouwen ook bewegen mee te doen? Ze komen het ziekenhuis binnen tijdens een van de heftigste periode van hun leven en dan vragen wij of ze willen meedoen aan een onderzoek. Dat is een lastige boodschap. Toch wordt het hoog tijd dat we hier duidelijkheid over krijgen. Die paar dagen dat we weeënremmers geven, zijn mogelijk de meest cruciale in het leven van het kind en de ouders.’
Bron: De Volkskrant