Heeft een kind zich verslikt of is het aan het stikken, en kreeg het eten of was het bijvoorbeeld aan het spelen met een klein voorwerp? Een ernstige verslikking is een levensbedreigende situatie. Bij de vaardigheden is er een verschil in hoe te handelen bij baby’s en kinderen ouder en jonger dan één jaar.
Wat stel je vast?
- Het kind is bij kennis, maar kan niet antwoorden / huilen;
- Het kind kan niet spreken, ademen of hoesten;
- Soms is er een piepende ademhaling hoorbaar of doet het kind tevergeefs pogingen om te hoesten.
Wat doe je?
- Bel of laat 1-1-2 bellen;
- Sla maximaal vijf keer tussen de schouderbladen;
- Kijk na elke klap of het probleem opgelost is;
- Helpt slaan op de rug niet, voer dan maximaal vijf buikstoten uit (geef vijf borstcompressies bij kinderen jonger dan 1 jaar);
- Is het probleem hiermee nog niet opgelost, geef dan afwisselend vijf slagen tussen de schouderbladen en vijf buikstoten;
- Start met reanimeren als baby of kind bewusteloos raakt en niet meer normaal ademt;
- Is er nog niet gealarmeerd? Bel 1-1-2;
- Ook als de verslikking is verholpen moeten kinderen altijd gezien worden door een (huis)arts.
Als het kind niet of niet effectief hoest en het voorwerp de luchtweg volledig blokkeert, zal het kind zeer snel stikken, tenzij de hulpverlener snel en effectief ingrijpt. De meeste verstikkingen gebeuren als het kind aan het eten of spelen is, vaak in aanwezigheid van een ouder of verzorger. Er is daarom meestal iemand aanwezig die kan ingrijpen.
Als een kind bewusteloos raakt na een verslikking moet je starten met reanimeren. Door de borstcompressies en verslapping bij bewusteloosheid is het mogelijk dat het voorwerp in de luchtweg alsnog vrijkomt. Kijk daarom na elke serie borstcompressies en voor de beademing in de mond of het voorwerp met slechts een poging te verwijderen is.
Vaardigheden
Baby: Slagen tussen de schouderbladen
- Leg de baby op de buik met het hoofd naar beneden;
- Een zittende of knielende hulpverlener kan het kind veilig over zijn schoot leggen;
- Ondersteun het hoofd met een hand, door de duim op een hoek van de onderkaak te plaatsen en twee vingers op de andere hoek van de onderkaak;
- Druk niet op het zachte deel onder de kaak (dit kan luchtwegbelemmering verergeren);
- Geef met de hiel van de andere hand maximaal vijf slagen tussen de schouderbladen;
- Is het voorwerp na vijf slagen nog niet verwijderd? Geef dan borstcompressies.
Baby: Borstcompressies
- Leg de baby op de rug met het hoofd naar beneden. Een veilige manier is om het kind op je vrije arm te laten rusten, met je hand om het achterhoofd;
- Laat je arm op je bovenbeen rusten;
- Plaats twee vingertoppen in het midden van de borstkas (zelfde plek als reanimatie);
- Geef vijf borstcompressies, die krachtiger zijn dan borstcompressies bij de reanimatie;
- Geef één compressie per seconde.
Kind: Slagen tussen de schouderbladen
- Probeer het kind met het hoofd naar beneden te houden, bijvoorbeeld over je schoot of laat het naar voren leunen. Ga schuin achter het kind staan of kniel, ondersteun met een hand de borstkas en buig het kind goed naar voren;
- Geef maximaal vijf stevige slagen tussen de schouderbladen;
- Controleer na elke slag of de luchtweg vrij is. Wanneer het voorwerp eruit gekomen is, hoef je geen slagen meer te geven;
- Is het voorwerp na vijf slagen nog niet verwijderd? Geef dan buikstoten.
Kind: Buikstoten geven
- Ga achter en tegen het kind aan staan of kniel achter het kind (afhankelijk van de grootte van het kind);
- Omarm het lichaam met je armen onder die van het kind;
- Maak een vuist en plaats deze tussen de borstkas en navel;
- Pak de vuist met je andere hand en trek deze met een snelle beweging naar je toe en naar boven;
- Geef maximaal vijf buikstoten;
- Pas op dat je geen druk uitoefent op het borstbeen of de onderste ribben.
Blijf dit afwisselen tot:
- Baby/kind vrij begint te ademen;
- Baby/kind het bewustzijn verliest;
- Je het kind kunt overdragen aan een professionele hulpverlener.
