In het kort

Heb je last van urineverlies bij sporten, lachen of hoesten? Dat wordt ook wel inspanningsincontinentie of stressincontinentie genoemd. Overweeg je om een bandje te laten plaatsen om dit urineverlies tegen te gaan? Wil je weten wat dit inhoudt en wat de risico’s zijn?

Op deze pagina lees je meer over:

Wat is inspanningsincontinentie?

Inspanningsincontinentie is urineverlies bij inspanning, zoals tillen, sporten, hoesten en niezen. Dit noemen we ook wel stressincontinentie. Met ‘stress’ wordt hier bedoeld dat het urineverlies optreedt als de druk in de buikholte plotseling toeneemt door het aanspannen van de buikspieren. De weefsels rondom de plasbuis zijn verzwakt en de spieren kunnen de plasbuis onvoldoende afsluiten bij deze drukverhoging.

Hoe werkt het bandje?

Een kunststofbandje onder de plasbuis kan de verhoogde druk opvangen. Bij drukverhoging wordt de plasbuis tegen dit bandje aangedrukt. De urine kan er minder makkelijk langs. Het bandje blijft levenslang aanwezig: het lost niet op.

Hoe wordt de operatie gedaan?

De operatie wordt uitgevoerd op de operatiekamer. Het kan onder narcose, met een ruggenprik of met een kortwerkend slaapmiddel in combinatie met een plaatselijke verdoving. De operatie gebeurt via de vagina. Het is een eenvoudige ingreep die ongeveer een kwartier duurt. Er wordt een slangetje in de blaas (katheter) ingebracht. De operateur maakt een klein sneetje in de vaginavoorwand ongeveer 1 tot 1.5 cm onder de plasbuisopening. Het bandje wordt onder het vaginaweefsel gelegd. Het bandje ligt vrijwel horizontaal onder de plasbuis. Naar opzij loopt het aan beide kanten iets omhoog. Het bandje wordt niet vastgemaakt, maar kan door de weerstand niet verschuiven en is binnen korte tijd vergroeid met het omgevende weefsel.

Er zijn drie verschillende soorten bandjes:

  • Het retropubische bandje;
  • Het transobturator bandje;
  • De minisling.

Je arts heeft met jou besproken welk type bandje voor jou het meest geschikt is.

Retropubische bandje

Het retropubische (‘achter schaambeen’) bandje brengt de arts via de vagina in en zorgt ervoor dat dit achter het schaambeen langs, onder de huid net boven het schaambeen uitkomt.

Transobturator bandje

Het transobturator bandje wordt door een opening die obturatum heet, geplaatst. Het komt uit in de liesplooi, een plooi tussen bil en been aan de voorkant.
De twee uiteinden van het bandje worden dan net onder de huid afgeknipt. De openingen gaan vanzelf dicht en worden niet gehecht. De vagina wordt met een paar hechtingen gesloten.

Minisling

Bij het aanbrengen van de minisling komen de uiteinden van het bandje niet via de huid naar buiten, maar deze worden vastgezet met kleine haakjes.
Het aanbrengen van het minibandje is een nog relatief nieuwe operatie waardoor de langetermijneffecten nog niet helemaal duidelijk zijn.
Voorafgaand aan de operatie worden antibiotica gegeven om infecties en eventuele afstotingsreacties tegen te gaan. Aan het einde van de ingreep wordt de blaaskatheter verwijderd.

Voorafgaand aan de operatie worden antibiotica gegeven om infecties en eventuele afstotingsreacties tegen te gaan. Aan het einde van de ingreep wordt de blaaskatheter verwijderd.

Na de operatie

Meestal kun je de dag van de operatie ook weer naar huis. De verpleegkundige op de afdeling meet na het plassen of de blaas voldoende is leeg geplast. Zij meet dit met behulp van een bladderscan, dit lijkt op een echografie van de blaas. Als het plassen goed gaat en er niet teveel urine achterblijft, mag je naar huis.

Soms lukt het plassen niet direct of kun je de blaas niet voldoende leeg plassen. Je leert dan hoe je zelf de blaas kunt legen met een klein kathetertje. Dit is meestal tijdelijk nodig.

Hoe groot is de kans dat het urineverlies verholpen is?

Ongeveer 85 van de 100 vrouwen hebben geen last meer van urineverlies. Bij 9 van de 100 geopereerde vrouwen vermindert het urineverlies duidelijk, maar zij zijn niet helemaal droog. Bij 6 van de 100 vrouwen helpt de operatie niet.

Welke risico’s heeft deze operatie?

De ingreep is een kleine operatie met weinig risico’s tijdens de ingreep. De blaas of plasbuis kan worden beschadigd, maar dit komt niet vaak voor (minder dan 1 van de 100 operaties). Soms is er een nabloeding waarvoor soms opnieuw moet worden ingegrepen (minder dan 1 van de 100 operaties).

Bij sommige vrouwen ontstaan problemen die vervelend kunnen zijn.

Uitplassen

Soms lukt het uitplassen niet of onvoldoende. Meestal wordt dit veroorzaakt door lokale zwelling rondom de plasbuis of door pijn, dit is vaak na 1 week voorbij. In bijna alle gevallen komt na enkele dagen tot weken het plassen vanzelf op gang. Soms moet de vrouw de blaas regelmatig leegmaken met een slangetje (katheter). Bij minder dan 1 van de 100 vrouwen lukt plassen niet. Het bandje kan dan worden doorgeknipt.

Een deel van de vrouwen merkt dat het uitplassen wel is veranderd. Ze moeten vaak wat meer tijd nemen om goed uit te plassen.

Aandrang-urineverlies

Door de operatie kan de blaas extra prikkelbaar worden en er urineverlies bij aandrang optreden. Dit komt bij ongeveer 5 van de 100 vrouwen voor. Meestal gaat dit vanzelf weer over, maar als het blijft, kan het een erg vervelende vorm van urineverlies zijn. Er zijn verschillende behandelingen voor, zie hiervoor de informatiefolder over aandrang-incontinentie.

Afstoting van het bandje

Het kunststofbandje is gemaakt van een lichaamsvreemd materiaal, dat wil zeggen materiaal dat normaal niet in het lichaam voorkomt. Bij ongeveer 3 van de 100 vrouwen wordt het bandje na verloop van tijd zichtbaar in de vagina. Dit wordt tape-exposure genoemd. In dat geval kun je last hebben van pijn en toegenomen afscheiding. Gemeenschap kan pijnlijk zijn voor jou en je partner. Je arts zal de voor- en nadelen van operatief verwijderen van (een deel van) het bandje met je bespreken.

Pijn bij het vrijen

Het bandje kan een trekkend gevoel en pijn bij het vrijen geven. Vaak is dit links of rechts op de plaats waar het bandje onder het vaginaweefsel ligt. Als de klachten vervelend blijven, kan het bandje aan de zijkant waar het pijn doet, worden doorgenomen. Het is een kleine ingreep, die wel met goede verdoving moet plaatsvinden (ruggenprik of narcose). Dit geeft meestal verlichting van de klachten.

Herstel en leefregels

Je kunt een paar dagen pijn in de liezen of bovenbenen hebben. Deze klachten zijn meestal binnen twee weken over. De kleine wondjes in de liezen hebben geen bijzondere verzorging nodig. Het wondje in de vagina geeft zelden problemen. Het kan in de eerste week wat bloederige afscheiding geven. Als er meer afscheiding is, kun je twee keer per dag met de douche het wondje schoon spoelen. Bij pijn kun je zo nodig Paracetamol gebruiken.
Douchen mag al meteen. Wacht met het nemen van een bad tot de bloederige afscheiding uit de vagina is gestopt en gebruik in deze periode geen tampons.

Leefregels

Er zijn individuele verschillen. De een herstelt snel, de ander heeft een langzamer herstel. Soms is er een complicatie waardoor het langer duurt. De regels geven een richtlijn.

[table id=4 /]

Nacontrole

Je krijgt een afspraak met de gynaecoloog ongeveer 6 weken na de ingreep. Er wordt gevraagd hoe het met je gaat, of de operatie geholpen heeft en of er problemen met het plassen zijn. Er wordt gekeken of het bandje goed onder het weefsel in de vagina ligt.

Wanneer moet je contact opnemen?

Denk je dat je een blaasontsteking hebt? Neem dan contact op met de huisarts. Als het plassen niet goed meer lukt of bij blijvende pijnklachten, kun je beter met de poli of afdeling contact opnemen.

Bron: DeGynaecoloog – een initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG).

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul aub een opmerking in!
Vul hier uw naam in